Door: Ruud Vermeer
Het was een wat eigenaardig groepje heren, vergezeld van een dame, dat in de eerste maanden van 1923 door het land trok en maar liefst vier keer Den Haag aandeed. Hun optredens werden aangekondigd in kranten en tijdschriften. Daarbij was al vanaf het begin duidelijk dat er iets bijzonders zou gaan gebeuren. Het was een Dada-veldtocht die duidelijk zou moeten maken waar de stroming, als dat het al was, voor stond.
In Nederland was er tot aan die veldtocht nauwelijks enige serieuze aandacht voor Dada geweest; althans dat wilden de initiatiefnemers, Theo van Doesburg en Kurt Schwitters, doen geloven.
De contacten van Theo
Theo van Doesburg ontdekte Dada rijkelijk laat. Pas in mei 1920 publiceerde hij er voor het eerst iets over en in januari van het jaar erop besprak hij voor het eerst werken van dichters als Arp, Picabia en Tzara. Ook had hij nu Anna Blume gezien, het toen al beroemde gedicht van Kurt Schwitters. In de maanden erna raakte Van Doesburg steeds meer in de ban van Dada en begon hij een correspondentie met Schwitters, die hij in december 1920 voor het eerst ontmoette. Onder het pseudoniem van I.K. Bonset begon hij daarna ook zelf Dada-gedichten te schrijven.
Het was de tijd dat er veel lezingen en manifestaties over en rond Dada en het Constructivisme werden georganiseerd. Vertegenwoordigers van beide stromingen werkten broederlijk samen om in allerlei zaaltjes optredens te verzorgen. Raoul Hausmann en Kurt Schwitters traden in september 1921 op in Praag en kregen de smaak te pakken meer van dit soort ‘dingen’ te doen.
Het idee voor deze ‘veldtocht’ door Nederland kwam van de van oorsprong Hongaarse kunstenaar Vilmos Huszár. In de loop van 1922 correspondeerde men met elkaar om de tournee op te zetten. Oorspronkelijk zouden ook Raoul Hausmann, Hans Arp en Tristan Tzara meedoen, maar dat strandde, waarschijnlijk vanwege financiële problemen. Duidelijk was dat uiteindelijk Theo van Doesburg, zijn vrouw Nelly en Kurt Schwitters zouden optreden. De Van Doesburgs verhuisden daartoe naar de Klimopstraat no 18 in Den Haag alwaar wat later ook Kurt Schwitters en diens vrouw naartoe kwamen.
Huszár had een ‘mechanische dansende figuur’ gecreëerd, die hij wilde laten optreden, Nelly van Doesburg zou piano spelen, Theo van Doesburg ging een verhandeling over Dada houden en Schwitters had zijn teksten en gedichten om voor te dragen.
De veldtocht – voorbereidingen
In januari 1923 begon de ‘Dada veldtocht’ door Nederland. Op 9 januari verscheen in de Haagsche Courant het volgende bericht:
Den Haag wedijverde aan het begin van de jaren twintig met Amsterdam voor de titel van culturele hoofdstad van het land. Er was in die januarimaand dan ook van alles te doen. Louis Davids was te zien in de film De Jantjes en hij stond op het toneel in de revue De baron von Habernichts. Lohengrin van Wagner werd ten gehore gebracht en er waren verschillende schrijvers en dichters uit binnen- en buitenland op bezoek die her en der in de stad voordrachten gaven. In de gemeenteraad discussieerde men over de bouw van een nieuw stadhuis, over subsidie voor de dansschool van Lili Green en vergaderde men over het komende jubileum van koningin Wilhelmina.
De veldtocht begint
De 10e januari werd geopend door Theo van Doesburg met een uitleg over wat Dada voorstelde. Hij zat, in het zwart gekleed (met witte sokken en dito das) aan een tafeltje op het toneel. Naast het tafeltje stond een schemerlamp. Doesburg begon met het voorlezen van zijn manifest Wat is Dada?
Omdat Schwitters geen woord Nederlands kende, spraken ze af dat hij tijdens de lezing een demonstratie van dadaïsme zou geven. Terwijl Van Doesburg op het toneel een glas water dronk zou hij, achter in de zaal als onbekende in het publiek, verschrikkelijk gaan blaffen en andere vreemde geluiden laten horen. Na aanvankelijke verwarring begon het publiek vaak mee te doen.
In zijn Wat is Dada? bracht Theo van Doesburg vooral zijn persoonlijke versie van Dada naar voren. ‘Dada is geen kunstbeweging’ en ontkent vrijwel alles waardoor het niet vastgelegd kan worden. ‘Dada is de meest onmiddellijke uitdrukking van onzen vormloozen tijd en wil dat ook zijn.’ Van Doesburg was wars van alle dogma’s en ‘ismen. Daarna droeg Schwitters delen van zijn werk voor. De Haagsche Courant schreef: ‘Het was een onzin van jewelste! Men amuseerde zich hiermee kostelijk en ’t applaus voor zooveel vermaak was welverdiend.’
Schwitters begon met het voordragen van Ursachen und Beginn der grosse glorreichen Revolution in Revon dat aldus begon:
Das Kind spielte. Und sah ein Mann stehen. ‘Mama‘, sagte das Kind; die Mutter: ‘Ja‘ – ‘Mama‘ – ‘Ja‘ – Mama‘ – ‘Ja‘ – ‘Mama, da steht ein Mann!‘ – ‘Ja‘ – ‘Mama, da steht ein Mann!‘ – ‘Ja‘ – ‘Mama, da steht ein Mann‘ – ‘Wo?‘ – ‘Mama, da steht ein Mann!‘ – ‘Wo?‘ – ‘Mama, da steht ein Mann!‘ – ‘Wo steht ein Mann?‘ – ‘Mama da steht ein Mann!‘ – ‘Wo steht ein Mann?‘ – ‘Mama, da steht ein Mann!‘ – ‘Ach was!‘ – ‘Mama, da steht ein Mann!‘ – ‘Lass doch den Mann stehen.‘ – ‘Mama, da steht ein Mann!‘
Der Mutter kommt. Tatsächlich steht da ein Mann. Merkwürdig, was mag der da wohl zu stehen haben? Man sollte doch lieber den Vater mal rufen. Die Mutter: ‘Vater!‘ Der Vater: ‘Jawohl.‘ – ‘Vater, da steht ein Mann.‘ – Jawohl.‘ – ‘ Vater, da steht ein Mann!‘
En zo ging dat door. Het publiek werd natuurlijk onrustig door deze herhalingen. Iets dat nog werd verergerd doordat achter Schwitters ineens de schaduw van een mechanisch dansende figuur was te zien.
Na Schwitters was Nelly van Doesburg aan de beurt. Zij werd vaak aangekondigd als Petro van Doesburg en speelde op de piano De bruilofsmars voor een krokodil en andere stukken van de Italiaanse componist Rieti.
Na de pauze, waarin de kunstenaars trachtten hun boekwerkjes en tijdschriften te slijten, was het weer de beurt aan Schwitters die verschillende van zijn gedichten voordroeg, waaronder natuurlijk Anna Blume. Gevolgd door een van zijn cijfergedichten. Hij begeleidde zichzelf vervolgens met een kinderharpje terwijl hij verder ging met woord-gedichten en klank-gedichten.
Het geheel werd afgesloten door ‘een heer van de Haagsche Kunstkring’ die als dankwoord : ‘Dom, domdomdomdom, domderedom, domderedom, heel dom, heel dom, meerdandom, meerdandom, DOM’ uitsprak, waarbij Nelly van Doesburg Ragtime van Erik Satie speelde.
Het land in
Bij latere optredens nam het publiek zelf ook van alles mee. Over het middagoptreden van 29 januari in Diligentia schreef de Haagsche Courant: ‘Ja, er waren er zelfs onder het publiek, die zich op deze middag speciaal achten te hebben voorbereid en daarom gekomen waren met toetertjes en andere geluid makende kinderspeelgoederen. Het gevolg van een en ander was, dat men zich het grootste deel van den middag in een gekkenhuis waande.’
Natuurlijk gingen er mensen weg, maar over het algemeen bleef het publiek zitten, lachend om de nonsens op het toneel. Schwitters las een langdradig verhaal voor over een kachel, waarover ‘een rode’, ‘een bruine’ en ‘een groene’ eindeloos aan het praten waren. Weer met vele herhalingen. Toen het publiek wat te rumoerig werd, hield hij op en zei hij dat hij even zou wachten totdat de mensen die het niet willen horen weg waren gegaan. Van Doesburg riep er nog tussendoor: U moet wel bedenken dat u hier niet bent om lawaai te maken, maar wij! Het publiek dat maar liefst zeven gulden vijftig had moeten betalen, bleef echter zitten.
Het programma was bij geen enkel optreden hetzelfde. Alleen de verhandeling van Van Doesburg en de dansende pop waren vaste onderdelen, maar Schwitters had ondertussen zoveel geschreven dat hij eindeloos kon variëren. Nelly van Doesburg kon ook kiezen uit talloze pianostukken. Van Doesburg las ook wel gedichten voor die hij geschreven had als I.K. Bonset.
Na een laatste solo-optreden van Kurt Schwitters in Drachten was de veldtocht afgelopen. Het was leuk geweest en Nederland had inderdaad kunnen kennismaken met wat Dada inhield. Maar terwijl Dada in Duitsland en Frankrijk evolueerde in andere kunststromingen (zoals het Surrealisme), bleef het in Nederland verder stil.
Een eerdere versie van dit verhaal verscheen in Pandora, tijdschrift voor kunst & literatuur, jaargang 1, no 4 (2012)
Literatuur:
August Hans den Boef & Sjoerd van Faassen, Dada Den Haag. Van Haagsche Kunstkring tot Haagsche Tramwegmaatschappij, Artoteek Den Haag. Den Haag, 1999
K. Schippers, Holland Dada, Querido, Amsterdam, 1974
Bzzlletin 229, Uitgeverij BZZTôh, Den Haag, oktober 1995
Theo van Doesburg 1883 – 1931, een documentaire op basis van materiaal uit de schenking Van Moorsel, Staatsuitgeverij, ’s-Gravenhage, 1983
Kurt Schwitters in Nederland, Merz, De Stijl & Holland Dada, uitgave t.g.v. de tentoonstelling in de Stadsgalerij Heerlen, van 9 maart t/m 8 juni 1997, Waanders Uitgevers, Zwolle, 1997
Lees ook: De heer Merz op bezoek in Den Haag (over Kurt Schwitters)