Over het leven en werk van Unica Zürn
Door: Ruud Vermeer
De Duitse kunstenares Unica Zürn is bekend geworden door haar tekeningen en verhalen. Ze zijn gemaakt en geschreven in een periode dat ze steeds meer leed aan een geestesziekte die door de tijd heen werd beschreven als schizofrenie en borderline.
Er zijn in de afgelopen eeuwen verschillende schrijvers en kunstenaars geweest die tijdens hun leven verschillende periodes hadden waarin ze geestelijk in de war waren. In verschillende essays wordt ze vergeleken met onder andere Antonin Artaud en Leonora Carrington.
Jeugd
In haar twee bekendste werken, Der Mann in Jasmin en Dunkler Frühling, schreef ze over jeugdervaringen van de hoofpersonen. Het is de vraag of die autobiografisch zijn. Zürn gebruikte in haar verhalen nooit de eerste persoon enkelvoud. Toch hebben mensen die iets over haar leven schreven nooit geaarzeld om biografische informatie uit haar verhalen te halen. Dat hield onder andere in dat ze haar vader zou hebben verafgood en van haar moeder walgde. Zo zou vader Ralph een bijzondere man zijn geweest die het ouderlijk huis vol zette met exotische spullen die hij meenam van verre reizen. Op een goede dag in 1922 zou hij naar de Italiaanse stad Rapallo zijn gegaan en daarvan nooit was teruggekeerd.
Nora Berta Unica Ruth Zürn werd geboren op 6 juli 1916. Ze was dus zes jaar oud toen haar vader naar Italië vertrok. In een droom zag ze toen voor het eerst De man in jasmijn, een vreemde verschijning die haar later zou blijven achtervolgen.
‘Dan verschijnt voor de eerste keer het visioen: de Man in Jasmijn! Oneindige troost! Opgelucht gaat ze tegenover hem zitten en kijkt hem aan. Hij is verlamd! Wat een geluk. Nooit verlaat hij de stoel in zijn tuin, waar de jasmijn ook ’s winters bloeit.’
In 1930 scheidden haar ouders. In het jaar erop hertrouwde haar moeder met Heinrich Doehle, een hoge ambtenaar in dienst van de rijkspresident. Dat was toen Hindenburgh die in 1933 werd opgevolgd door Hitler. Doehle was lid van de SS en draaide in de oorlog braaf mee met de nazimachinerie. Het lijkt onwaarschijnlijk dat Unica daar niets van meekreeg.
Van Unica’s leven in die jaren weten we echter weinig. Ze werkte in de jaren dertig voor de UFA, de Duitse filmindustrie. Voor zover we weten had ze nog wel contact met haar vader die in 1939 overleed.
Na de oorlog
Naarmate de oorlog langer duurde werden de gevolgen voor de bevolking steeds ingrijpender. In 1942 trouwde Unica met een handelaar, Erich Langenmühle. In het jaar erop kreeg ze een dochter
Katrin en twee jaar later een zoon Christian. Haar broer sneuvelde in 1943 aan het Oostfront. Hoe ze in die tijd in en rond Berlijn de oorlog overleefde is onduidelijk. Ze beweerde later dat ze pas rond die tijd iets hoorde over de Jodenvervolging. In 1949 scheidde ze van haar man omdat hij haar meerdere keren ontrouw was geweest. Omdat ze geen bron van inkomsten had werden de kinderen aan hem toegewezen.
In de jaren erna schreef ze korte verhalen voor kranten en tijdschriften. Na haar dood werden die stukken opgespoord en uitgegeven als onderdeel van haar Verzameld Werk.
Tijdens een bezoek aan een expositie in 1953 ontmoette ze de kunstenaar Hans Bellmer. Het was duidelijk dat ze op elkaar vielen en al in het jaar erna verhuisde ze naar Frankrijk om met hem samen te leven. Hij stimuleerde haar om Anagrammen te schrijven. Op basis van één regel schreef ze gedichten waarin elke regel een variant op de beginregel bevatte.
Wir lieben den Tod
Rot winde den Leib,
Brot wende in Leid,
ende Not, Beil wird
Leben. Wir, dein Tod,
weben dein Lot dir
in Erde. Wildboten,
wir lieben den Tod
Vrij snel erna publiceerde ze een verzameling van deze anagrammen in een boekje, Hexentexte, met een nawoord van Bellmer. Hij introduceerde haar in Parijs bij zijn vriendenclub van surrealistische kunstenaars, waaronder Max Ernst en Man Ray. Later schreef ze dat Bellmer en zij als ‘Kameraden in ellende’ bij elkaar bleven. Hij stimuleerde haar te gaan schrijven en tekenen.
De man in jasmijn
In 1957 leerde ze de schrijver en dichter Henri Michaux kennen. Ze zag in hem een soort incarnatie van De man in jasmijn.
‘Enkele dagen later beleeft ze het eerste wonder in haar leven: in een kamer in Parijs staat ze tegenover de Man in Jasmijn.
De schok van deze ontmoeting is voor haar zo enorm dat ze die niet kan verwerken.
Langzaam, heel langzaam begint ze vanaf die dag haar verstand te verliezen.’
Naar verluid was Michaux degene die haar hallucinerende middelen gaf. Iets dat door sommige vrienden werd gezien als het echte startpunt van haar psychische problemen.
Ze was op familiebezoek in Berlijn toen de eerste verschijnselen zich voordeden en ze werd opgenomen in Wittenau, een psychiatrische inrichting. Ze beschreef dit in De man in jasmijn, vernoemd naar de verschijning uit haar jeugd.
In 1959 nam ze deel aan de surrealistische expositie in Parijs. Ter gelegenheid daarvan verscheen een nummer van het tijdschrift La surréalisme même met op de cover een vreemde foto van Hans Bellmer. Het was het lichaam van Unica Zürn dat op vreemde wijze was vastgebonden met touw dat in haar lichaam sneed. Latere foto’s van dezelfde sessie toonden haar ingesnoerde hoofdeloze halfnaakte lichaam.
Haar psychische problemen werden steeds groter. In 1960 deed ze een zelfmoordpoging waarna ze weer werd opgenomen. Eerst in Berlijn en daarna in Parijs.
In de jaren erop wisselden exposities van haar tekeningen en opnames in inrichtingen elkaar af. In 1963 verscheen er een catalogus van haar werk met een voorwoord van Max Ernst en twee jaar later een vertaling van Hexentexte in het Frans, Oracles et Spectacles.
In dezelfde periode ging het soms ook een tijdje goed met haar. Samen met Bellmer ging ze op vakantie naar het Île de Ré, waar ze opnieuw een crisis had en werd opgenomen in een inrichting in La Rochelle. Wat later gingen ze op vakantie in St. Tropez waar ook hun kinderen bij waren. In 1970 was er een expositie van haar tekeningen in Hannover.
Ook de gezondheid van Hans Bellmer was slecht. Zijn alcoholverslaving maakte dat hij geestelijk en lichamelijk achteruit ging.
Zij schreef in diezelfde periode Dunkler Frühling, een novelle over de vreemde jeugd van een meisje. Het leest als een bizar sprookje dat uiteindelijk vooral over seksuele ervaringen gaat. Het eindigt met de zelfmoord van het meisje dat uit het raam springt.
In 1969 kreeg Bellmer een hersenbloeding waarna hij haar liet weten niet meer voor haar te kunnen zorgen. Zürn was op dat moment weer onder behandeling en kreeg in oktober van het jaar erop vijf dagen verlof om bij hem bezoek te gaan. Bij hem thuis pleegde ze op 18 oktober 1970 zelfmoord door vier hoog uit het raam te springen. In dat jaar verscheen ook L’homme jasmin. Het was typisch genoeg eerst de Franse vertaling die uit kwam. Pas jaren later werd het in Duitsland gepubliceerd. Vijf jaar na haar dood overleed ook Hans Bellmer die zich naast haar heeft laten begraven.
Op hun graf staat een tekst van Bellmer: Mon amour le suivra dans l’éternité.
Noot
De citaten in het Nederlands komen uit : Unica Zürn, De man in jasmijn, indrukken uit een geestesziekte, Meulenhoff, Amsterdam, 1987 (vertaald door Ienne Biemans & Jacob Groot)
Een eerdere versie van dit verhaal stond in Pandora jaargang 8 no 5 (2019)