“Waar zijn de punten en komma’s?!”

Over Alcools van Guillaume Apollinaire

In de poëzie is tegenwoordig alles mogelijk. Rijm of geen rijm, ritme of geen ritme; het maakt niets uit. We zijn er zo aan gewend geraakt, dat het soms moeite kost om ons te realiseren dat het ‘vroeger’ anders was. Nog maar 100 jaar geleden was het iets bijzonders als een dichter een bundel uitbracht waarin geen punten of komma’s stonden. Dat was het geval met Alcools, een verzameling gedichten van Guillaume Apollinaire.

De eerste critici waren verrast of geschokt, al naar gelang hun achtergrond. 1913 bleek achteraf een jaar waarin er veel aan het veranderen was, op zowel het gebied van de literatuur als dat van de beeldende kunst.

Alcools

Degenen die Alcools werkelijk lazen, waren verbaasd over het feit dat ze ondanks het ontbreken van interpunctie de gedichten toch goed konden begrijpen. Zoals ze het beeld van Apollinaire dat Picasso voor het boekje had gemaakt, ook konden waarderen. De bundel bevat een combinatie van ‘nieuwe’ en ‘oude’ poëzie. Een goed voorbeeld van het eerste is het gedicht waarmee de bundel opent, Zone. Het bestaat uit een serie schijnbaar los van elkaar staande beelden en associaties.

À la fin tu es las de ce monde ancien
Bergère ô tour Eiffel le troupeau des ponts bêle ce matin

Apollinaire verwerkt in Zone jeugdherinneringen zoals toen zijn moeder hem kleedde in een wit-blauw matrozenpakje. Hij wandelt in het gedicht door Parijs, ziet kerken, denkt eraan dat engelen sneller zijn dan vliegtuigen, ziet vogels en denkt aan de landen waar ze vandaan kwamen. Parijs is een drukke stad met mooie vrouwen. Hij is verliefd. L’amour dont je souffre est une maladie honteuse (…)’ 

Zijn geliefde is aan de Middellandse Zeekust. Hij ziet haar in zijn gedachten ook op andere plaatsen, in andere steden.

Te voici à Amsterdam avec une jeune fille que tu
trouves belle et qui est laide
Elle doit se marier avec un étudiant de Leyde
On y loue des chambres en latin Cubicula locanda
Je m’en souviens, j’y ai passé trois jours en autant à
Gouda

Het is een prachtig gedicht vol verlangen. Hij ziet haar koffie drinken in een bar en eten in grote restaurants. Ze is onbereikbaar.
Het tweede gedicht is misschien wel het beroemdst van al zijn werken: Le Pont Mirabeau.

Sous le Pont Mirabeau coule la Seine
et nos amours…

Op muziek gezet en gezongen door onder andere Leo Ferré, is het ook een klassiek liefdeslied geworden.

Ferré heeft ook het erop volgende La Chanson du Mal-Aimée opgenomen. Het gedicht was al geschreven in 1903. De ontmoeting met een straatschoffie in Londen was de aanzet. De blik van de jongen leek op die van een geliefde. Het lange gedicht wordt meerdere keren onderbroken door kortere gedichten, als een intermezzo.

De andere gedichten in de bundel zijn qua onderwerp meer een ‘eenheid’. Ze zijn ook ‘ouderwetser’ soms in hun onderwerp. Zo is er gedicht Salomé, een typisch fin-du-siècle onderwerp, of Merlin et la vieille femme dat lijkt te verwijzen naar Pre-refaëlieten.

Humor zit in Lul de Faltenin, waarbij recensenten in het begin allerlei moeilijke verklaringen bedachten, maar waar Lul gewoon uit het Vlaams bleek te zijn ontleend en Faltenin zou een samentrekking zijn van phal(lum) tenens: het vasthouden van de penis. Het gedicht gaat dus over masturberen.

Het laatste gedicht Vendémaire lijkt een soort ‘echo’ te zijn van het eerste. Apollinaire vond dit het mooiste van de bundel.

Hommes de l’avenir souvenez-moi de moi
Je vivais à l’époque où finissaient les rois

Het is september en de dichter loopt al associërend door nachtelijk Parijs.

Et la nuit de septembre ’s achevait lentement
Les feux rouges des ponts ‘s éteignent dans la Seine
Les étoiles mouraient le jour naissait à peine

In het levensverhaal van Apollinaire neemt Alcools een belangrijke plaats in. Allereerst omdat veel van de gedichten te maken hadden met zijn liefdesleven. Zone en Le Pont Mirabeau schreef hij tijdens de verhouding met Marie Laurencin, een jonge kunstenares die hij in 1907 had ontmoet, en met wie de verhouding in 1913 ten einde liep. Maar de bundel bracht hem aan het ‘front’, zou je kunnen zeggen van een groep jonge kunstenaars en schrijvers die in de jaren erna door zouden breken. Hij werd in wezen het gezicht van de groep.

Biografie

Guillaume Apollinaire werd op 25 augustus 1880 in Rome geboren als Guglielmo Alberto Wladimiro Alessandro Apollinare Kostrowitzky. Zijn moeder was Poolse en zijn vader, waarschijnlijk, een Italiaan. Op zijn zevende verhuisde het gezin naar Monaco. Daar ging hij naar school en leerde hij zowel Frans als Italiaans. Vanaf zijn achttiende liet hij zich Guillaume Apollinaire noemen. Twee jaar later ging in Parijs wonen en zocht er werk.

In de jaren erna leerde hij steeds meer kunstenaars kennen. Picasso werd een goede vriend die hem ook meerdere keren heeft geschilderd en getekend. Hij schreef over Matisse, Braque en Chagall onder andere. In 1909 kwam er een eerste boek uit met houtsneden van André Dérain en gedichten van Apollinaire, L’enchanteur pourrisant. Het was bepaald geen commercieel succes, maar hij was wel begonnen naam te maken; niet in het minst door de kunstkritieken die hij schreef. In het jaar kwam L’Hérésiarque uit, een verhalenbundel die wel succesvol was en zelfs in aanmerking leek te komen voor literaire prijzen.

De verhouding met Marie liep op zijn eind toen hij bezig was de bundel Alcools samen te stellen. Enerzijds was hij nu een gevierd kunstkenner met werken van Dufy, Picasso. Braque, Cézanne, Matisse , Brancusi, Derain en Vlaminck in zijn bezit; anderzijds had hij last van zijn hart en was hij bedroefd om de breuk met zijn geliefde. Men zag hem als pleitbezorger van nieuwe stromingen zoals Futurisme en Kubisme, maar hij hield daar toch enige afstand van. Het was gewoon niet handig om al te radicaal andere stromingen af te wijzen.

Gewonde Apollinaire
Gewonde Apollinaire

Het was een drukke tijd vol met interessante en belangwekkende gebeurtenissen op kunstgebied die ineens abrupt werd afgebroken door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Tot verbazing van velen besloot Apollinaire dienst te nemen. Hij had op dat moment nog niet eens de Franse nationaliteit, maar dat belette hem niet artillerist te worden. Op het moment dat hij dienst nam, had hij een nieuwe liefde gevonden. Geneviève Marguerite Marie-Louise de Pillot de Coligny werd door hem kortweg ‘Lou’ genoemd. Hij schreef in korte tijd veel gedichten voor en over haar en zijn brieven aan haar zitten vol met wanhoop en melancholie, want ook zij koos niet echt voor hem. In 1916 begon hij ook brieven te schrijven aan Madeleine Pagès, een jonge lerares. Hij had toen al vreemd genoeg om overplaatsing van de artillerie naar de infanterie gevraagd. Vreemd, omdat een artillerist relatief ‘veiliger’ was dan een infanterist, omdat hij verder van de frontlinie vandaan is. Op 17 maart raakte hij gewond aan het hoofd en begon hij aan een lange periode van revalidatie. Het was ook het einde van zijn relatie met Madeleine. De reden daarvoor is niet duidelijk, maar wie de foto’s van Apollinaire uit die tijd ziet, kan zich onmogelijk voorstellen dat het een gelukkig man was.

In de maanden erna pikte hij wel weer de contacten met kunstenaars en schrijvers op. Hij ontmoette voor het eerst André Breton en zag hoe zijn toneelstuk Mamelles de Tiresias, drame surréaliste, werd opgevoerd. In 1918 verzorgde hij de publicatie van zijn bundel oorlogsgedichten, het experimentele Calligrammes. In november van dat jaar was Apollinaire nog steeds zo verzwakt door zijn frontervaringen dat hij een makkelijk slachtoffer bleek voor de Spaanse griep die toen razendsnel om zich heen greep. Hij bleek er niet tegen bestand en stierf op de 9e van die maand, twee dagen voor de Wapenstilstand die een einde zou maken aan de gevechtshandelingen.

Bronnen:

Guillaume Apollinaire, Alcools, Gallimard, 2013
Guillaume Apollinaire, Calligrammes, nrf, Gallimard, 2012
Laurence Campa, Apollinaire. La poésie perpétuelle, Découvertes Gallimard, 2009

Dit artikel verscheen voor het eerst in Pandora, tijdschrift voor kunst & literatuur, jaargang 6, no 6 (2017)

Terug naar boven